Voegwoord

Een voegwoord verbindt twee woorden of woordgroepen die tot dezelfde grammaticale categorie behoren: 2 zelfstandige naamwoorden (Jan en Piet), 2 bijvoeglijke naamwoorden (Jan is lui maar slim), 2 zinnen (Jan speelt en (hij) zingt), etc. Een zin als iedereen is weggegaan, behalve ik vormt daar geen uitzondering op. Het voegwoord verbindt hier twee voornaamwoorden: iedereen behalve ik is weggegeaan.

Het voegwoord vormt één ononderbroken woordgroep met het zinsdeel waavan het het eerste woord is. Dus in hij is lui; bovendien, hij plaagt iedereen is 'bovendien' geen voegwoord, want het vormt niet één ononderbroken geheel met 'hij plaagt …'. ('bovendien' is hier een bijwoord in een elliptische constructie: bovendien is het zo dat …).

Het voegwoord oefent geen (aparte) invloed uit op het zinsdeel waarvan het deel uitmaakt. Het beïnvloedt zélf dus niet de zinsvolgorde, het dwingt zélf geen bepaalde naamval af, etc.

Wanneer het voegwoord een ingebedde zin met een 'hogere' zin verbindt (Jan klaagt, omdat hij moe is), spreken we van een onderschikkend voegwoord. In alle andere gevallen hebben we te maken met een nevenschikkend voegwoord.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-Share Alike 2.5 License.